Wij zijn de wezens van het vuur,
Wij flikk’ren, flonk’ren kort van duur,
Wij likken fel met rode tongen,
Wij doen soms wonderlijke sprongen,
Vernielen, wat wij kunnen grijpen,
Maar doen ook stil de vruchten rijpen.
Wat wild en woest in vlammen laait,
Wat met de wind in vonken waait,
Dat werkt ook stil in ’t rijpend zaad,
Dat doet zo menig warme daad.
Wie zijn die wezens anders
Dan wij, de Salamanders!
M.A. M.-P.V.
Vuurwezens