Hoog op de heil’ge Olympos,
ver boven aarde en mensen,
Vonden in wolken en wijdten
de goden der Grieken hun woning.
Hoog op de trotsste der toppen
tronen in machtige trant
Zeus, die de donder doet dreunen,
en Hera, de trotse gebiedster.
Jubelend juichen de tonen
van ’t vrolijke feestgedruis
In Jupiters vorst’lijke zalen,
waar góden bijeen zijn geschaard:
Apollo ontlokt aan zijn lyra
godd’lijke zonnetonen.
Artemis voert nu haar nimfen
in rhythmische reien ten dans,
Wendend de lichtvlugge voeten,
volgend de zonnemuziek,
Wevend de vreugde der goden
tot feestwâ voor ’t ganse heelal.
Hoog op de heil’ge Olympos
blikken de goden op aarde
Neer op de daden der mensen,
helpend als deze hun smeken.
Pallas Athene, Zeus’ dochter,
schenkt er den mensen haar wijsheid,
Schenkt hun het heldere inzicht
temidden van woelende strijd.
Apollo schenkt gaven der zonne,
het dichtende woord en muziek.
Asklepios schenkt hun gezondheid,
hoedt hen voor ziekte en dood.
Schoonheid verleent Aphrodite
den mens in gelaat en gestalte.
Vesta, de jonkvrouwe stille,
schenkt reinheid en huislijk geluk.
Groot, ja zeer groot is de zegen,
die Demeter en hare dochter,
Persephoneia steeds schenken:
zij doen de aarde gedijen.
M.A. M.-P.V.
Olympos
Ritme: hexameter