Glasmannetje, Glasmannetje,
Waarvan maak je glas?
Van zand en kalk en soda,
Daarvan maak ik glas.
Die maal ik, die meng ik,
Die smelt ik in het vuur.
Zo maak ik er een vloeistof van,
Helder en puur.
Glasmannetje, Glasmannetje,
Waarmee bláás je het glas?
Met een lange blaaspijp,
Daarmee blaas ik het glas.
Die doop ik in de glaspot,
Die blaas ik met mijn mond.
Zie hoe de glasdrop dikker wordt:
Hol en bol en rond!
Glasmannetje, Glasmannetje,
Hoe maak je wel een ruit?
Ik giet de gloeiende glasvloeistof
Op een ijzeren tafel uit.
Die wals ik, die wrijf ik,
Die snijd ik dan op maat.
Nu heb ik je precies verteld
Hoe ’t met de ruiten gaat.
Glasmannetje, Glasmannetje,
Versier je ook het glas?
Door slijpen, etsen, schilderen
Versier ik graag het glas.
Ik slijp met koperen schijven,
’k Graveer met diamant,
Met brandverf schilder ik een raam
Voor de schoonste kerk van ’t land.
M.A. M.-P. V.
Het glasmannetje aan het werk