Een beertje buitelde blij naar de beek,
In het bos met de machtige beuken.
Hij baadde in ’t water, zijn buik op de bodem,
Kwam bibb’rend en brommend weer boven.
Hij holde met haast naar de heide,
Nu hurkte hij hier in de zon.
Zijn huidje werd helemaal droog weer.
Toen huppelde hij naar zijn hol.
E. P.
Een beertje buitelde blij naar de beek