Er was er eens een reus,
Die viel plat op zijn neus,
En toen hij weer was opgestaan,
Trok hij heel grote laarzen aan.
Hij liep nu over de bergen,
Daar zag hij zeven dwergen,
Die nam hij allemaal in zijn hand,
En bracht ze naar het reuzenland.
De dwergjes keken elkander an
En zeiden: "Zo’n lelijke reuzeman".
En in de nacht
Heel stil en zacht
Liepen ze op hun dwergentenen,
Snel, snel, snel, naar huis weer henen.
En de andere morgen keek onze reus,
Heel lelijk op zijn reuzeneus.
Lena Struik
Dwaas reuzenlied