De timmerman zaagt met zijn zig-zag-zaag,
Met zijn zingende, zwingende zig-zag-zaag.
Hij zwetst niet, hij kletst niet,
Hij zwoegt toch zo graag
Met zijn zingende, zwingende zig-zag-zaag.
De timmerman schaaft met zijn schaaf, zo scherp.
Hij schaaft zo licht en zonder gesnerp.
Hij schaaft niet schuin, niet schots, niet scheef,
Maar vlak en nergens over de schreef.
De timmerman timmert en hamert klop, klop,
De spitse spijkers op hun kop.
Hij timmert en beitelt in balken en plank:
Zo timmert hij tafels, stoelen en bank.
M.A. M.-P.V.
De timmerman