Er was er eens een dikke, domme mops -
Ging heel gewoon voor zijn plezier
Bij heldere maneschijn op stap, dat kleine dier.
Daar kwam een sloot hem in de weg en hop,
Sprong hij er over in galop?
Hij sprong te kort en viel-o nood!
In het midden van de moddersloot.
Als hij nu eindelijk, log en zwaar,
Ontkomen is aan dit gevaar,
Staat hij daar midden op de weg
En maakt me nu een leven, zeg!
Hij scheldt en raast zo hard hij kan,
Nog erger dan een dronken man.
Wie ziet hij voor de zondaar aan?
Het is de grote, ronde maan!
(En die heeft hem toch niets gedaan!)
Hij scheldt: "Jij ezel, os en stier,
Wat heb jij daar een groot plezier,
Dat ik daar zo maar in het water
Kopje onder ging met luid geklater?"
De maan, niet waar, schold hevig nu terug?
Neen - zij zag lachend op mops natte rug.
Gleed vriendelijk en ongestoord
Daar langs de hemel rustig voort,
Als ging haar dat gescheld niets aan.
Ze was en bleef de ronde maan.
En daarom heeft men steeds terecht
Niet 'os', maar 'maan' tot haar gezegd.
Lena Struik
De mops
Vrij vertaald uit het Duits door Lena Struik