Wij allen zijn hier mensen.
Men kan niets beters wensen,
Dan Michaël te vragen,
Dat w’ in ons mogen dragen
De heil’ge krachten, die de dieren
In lucht en op de aarde sieren:
De aad'laarsvlucht in de gedachten.
Die sterk naar zonnehoogten trachten,
En in ons hart de leeuwenmoed,
Dan voelen wij ook warm en goed.
En van de koe, de wil tot geven,
Die liefdedaden doet in ’t leven.
Valt dan de boze draak ons aan,
Dan kunnen wij zijn kracht weerstaan.
Met zulke wapens toegerust,
Is ’t giftig vuur al gauw geblust.
Komt ’t ondier dan met veel geweld,
Gebaar en blik hem nedervelt,
Want binnen zijn we vol van kracht,
Die op de eed’le daden wacht.
T. H.-H.
De mensen