Daar liep een man langs veld en wegen,
Omdat de raad hij had gekregen,
Geen warrepraatjes te verkopen
En naar de koekoek toe te lopen.
Dit nu als levenstaak gesteld,
Trok ernstig hij in ’t vrije veld
Met veldfles, broodjes en kompas,
Te zoeken, waar de koekoek was.
Maar waar hij zocht, de wereld rond,
Geen oord, waar hij de koekoek vond,
Tot plots van boven sprak tot hem
Een onweerstaanbaar strenge stem:
"Zeg mensenkind, wat breng jij hier
Aan mij, verheven koekoekdier?"...
"Ach!"... zei de man geschokt,... "geen zier!...
Ik zoek, o koekoek, ù slechts hier!"
"Loop naar de koekoek - koekoek - koekoek...!"
Riep verontwaardigd toen de koekoek.
Nu was de man voor lange tijd
De diepe draad zijns levens kwijt,
Is stil weerom naar huis gegaan,
Zoekt eenzaam peinzend nu voortaan
Of hij bij eigen haard of kind
Wellicht de ware koekoek vindt.
Daniël Udo de Haes
De man die naar de koekoek liep
Melancholisch temperament