Ik ben de leeuw,
Ik sluip en geeuw!
Van honger wild,
Ben ik niet mild,
Maar is mijn maag
Gevuld vandaag,
Dan voel ’k mijn kracht
En ook mijn macht
Over het dierengeslacht.
Mijn oog heeft gloed.
Het spreekt van moed,
Kijkt sterk en fier
Als van geen dier.
Mijn borst doet werk,
Ik adem sterk,
Vandaar mijn kracht!
Mijn manenpracht
Is van een vorst!
Ik brul en brul uit volle borst!
T. H.-H.
De leeuw