Boe boe,
Ik ben de koe
En graas maar toe.
Gras eet ik graag.
Ik vul gestaag
Mijn eerste maag.
Dan vlij ik mij
Zacht in de wei.
Nu kauw ik pas
Het malse gras.
Herkauw het weer
Een tweede keer.
Dan sta ’k weer op
En buk mijn kop.
Zo graas ik voort
Steeds onverstoord.
Vier magen vol
Mijn lijf staat bol.
Dan ben ik moe.
Ik rust wat uit
En loei nu luid:
Boe boe;
Ik ben de koe,
Boe boe.
J. K.
De koe